EEN KORT VERHAAL OVER MOED, WANHOOP, POEPEN TUSSEN DE WILGEN EN ALLES BEPALENDE PUTTERS.

(muziek: Naermere, Ane Brun)

landmeter in fase 1 van Oosterwold

Op een koude, winderige parkeerplaats bij de Kemphaan in Almere stonden we te gieren van het lachen. ‘Ze hebben GEEN idee waar ze aan beginnen!’ ‘Dit wordt een slagveld’. ‘Maar we gaan dit doen toch?’

‘ZEKER, gaan we dit doen’.

Die avond, bijna tien jaar geleden, lieten een vriend en ik ons informeren over Almere Oosterwold. Hij vroeg me kort daarvoor of ik zijn huis wilde ontwerpen op ‘een hele bijzondere plek’. Hij wilde ‘iets plannen met een groep gelijkgestemden’. Ik was net voor mezelf begonnen en het klinkt als een goed avontuur. Het klinkt ook allemaal een beetje vreemd.

Die eerste informatieavond was er eentje om nooit te vergeten. Er waren veel tafeltjes met experts, veel kopjes koffie, best veel mensen met nog veel meer vragen. Wat echter ontbrak; waren de antwoorden op die vragen. Ik geloof dat ik die avond vier vragen had meegenomen. Vergeef me, ik weet niet meer precies welke het waren. Iets over volgorde in procedures geloof ik..iets over lantaarnpalen en bouwwegen..en iets over het weglaten van de belangrijkste stedenbouwkundige ‘innovatie’ van de 19e eeuw (riool). Op geen van de vier vragen kwam een duidelijk antwoord. Het hele plan leek gewoon niet zonder (en ook niet met) een schoenlepel in de vigerende wetgeving en algehele beroepspraktijk te passen. Het maakte de avond spannend en lachwekkend. De ruimte was gevuld met (over)moedige pioniers en (over)moedige ambtenaren.

En we gingen aan de slag. Samen met vriend,collega en oud-werkgever Peter van Assche werkten we aan een plan voor een groep van 9 huishoudens. Het ontwerpproces was eigenlijk een feest. Er was een mooie plek aan de bosrand. Er was een bevriende opdrachtgever. Er was geen geld. En er heerste een totale proces-paniek. De basis voor goed werk zo bleek. We ontwikkelden een slim en eenvoudig blok waarbinnen de bewoners zijn of haar woning zelf af kon bouwen. Een gezamenlijk casco en een grote gedeelde tuin. Een schot in de roos; het gaf iedere bewoner de kans om binnen budget een eigen woning te verwerven. Trots leverden we op. Trots op het gebouw en heel trots op haar bewoners. 

Bosveld 1 foto Filip Dujardin

MOED: DE EERSTE BEWONERS VAN OOSTERWOLD ZIJN HELDEN (en de latere kunnen er ook wat van)

Wanneer liep u voor het laatst een eindeloos kaal aardappelveld op om aan het einde aangekomen, met drie kilo taaie aangekoekte klei aan iedere laars, te bedenken dat u daar een woning voor uw gezin zou gaan bouwen? Precies, ik ook niet. Daar is heel wat moed voor nodig. Moed en de wens om het anders te willen doen. De pioniers van Oosterwold toonden die moed. Ze lieten hun oude huizen achter voordat het nieuwe huis er stond. Voor de meesten de enige manier om het project te kunnen betalen. Ze woonden meerdere seizoenen in yurts of caravans, al dan niet met pasgeboren baby. Zonder riool, maar met eindeloos veel natte klei en eindeloos veel wind.

Er gingen veel gedachten door mijn hoofd tijdens mijn bezoeken aan de bouw in die tijd. ‘kleine elite’, waar de Zeeuw van spreekt, was er daar geen van.

Niet in de laatste plaats omdat de eerste bewoners waren ingestapt in een proces waarvan de omkadering van de plannen wel bedacht waren,..maar de inhoud nog geschreven moest worden. En die schreven ze dus maar zelf. Ze bedachten manieren om wegen neer te kunnen leggen zonder dat bekend was WIE er van die wegen gebruik ging maken. (Deze moesten uiteraard ook voorgefinancierd worden). Ze baanden zich een weg door de regels van het waterschap. Ze vochten zich door de, in beton(palen) gegoten bouwvoorschriften. Ze kregen te horen dat het waterschap er toch een ander idee op nahield. Ze visten eerder gemaakte afspraken met ambtenaren uit oude mails na wisselingen van de wacht aan de kant van Almere. Nee, ze moesten van het waterschap nu TOCH,…etc.

Het dreef mensen dikwijls tot wanhoop. Het dreef mensen soms zelfs uit elkaar. En het bleef de latere instappers ook niet bespaard. In de jaren daarna werkte ik met meerdere opdrachtgevers aan meerdere projecten. Tot en met het laatste project dat ik in Oosterwold opleverde bleef de combinatie van een wispelturige overheid, een enorm pakket aan zelf op te lossen procedurele en (steden)bouwkundige zaken en de eindeloze taaie klei (en eindeloze taaie kavelweg-discussies) een enorme belasting voor de nieuwe bewoners. Ik heb eerlijk gezegd teveel mensen, te dicht bij het vuur gezien. 

Plan Oosterwold beeld: MVRDV

In 2018 schreef ik een brief aan Winnie Maas (MVRDV), het was zijn bureau dat de eerste blauwdruk van Oosterwold neerlegde. Ik maakte me zorgen. Door het enorme succes (als veel inschrijvingen succes is) van Oosterwold begon de ambtenarij naar lucht te happen. Men begon problemen die het plan (als voorspeld) kreeg ‘op te lossen’ op, mijns inziens, verkeerde wijze. Scheurtjes werden in deze tijd barsten. De gemeente begon zich steeds meer te bemoeien met de verkaveling van de grond, begon ontwikkelaars te weren (hartstikke goed, maar het werd daarmee ook zo goed als onmogelijk voor CPO’s om hun plannen uit te rollen. En het zijn juist de groepen die de grotere gebaren in de stedenbouw kunnen maken) en door de prijsstijgingen van de grond en het getoonde lef van de eerdere bewoners veranderde ook de groep bouwers en bewoners. (durf ik al kleine elite te zeggen?). Steeds meer bewoners lijken lak te hebben aan de verplichte stadslandbouw en zaaien grote gazons in (schaam je). Sommige sturen zelfs mensen weg uit de verplichte doorwaadbare zone rondom hun kavel of bouwen er (twee vliegen in één klap) gewoon een schuurtje in (schaam je). En dan (b)lijkt de overheid eigenlijk niet zoveel te kunnen doen?

MVRDV schrijft vriendelijk terug dat ze al jaren niet meer betrokken zijn bij het plan. 

Tja, dat past in de gedachte dat Oosterwold initiatief-gestuurd ontwikkeld moest gaan worden. Het past ook bij de pijn die ik voelde bij kennismaking van het plan. In een land zo rijk aan geweldige stedenbouw(ers), landschap(pers) en architectuur wordt even gedaan alsof je ook wel zonder kunt..

EN DAT POEPEN TUSSEN DE WILGEN DAN, EN DIE PUTTERS?

Ja, daarvoor gaan we naar mijn zus. Zij besloot met haar gezin enkele jaren geleden ook de sprong in de klei te wagen. Ook zij ervaarde als geen ander de weerbarstigheid van het proces. Ook zij zette door en we bouwden een prachtig houten huis dat, nu de valse christusdoorn in de patio staat, komende lente volwassen wordt. Gelukkig maar, want ze moeten er allemaal van bijkomen. Maar zij ziet wat ik in de afgelopen jaren ook zag en wat mij en haar steeds weer moed en energie gaf om door te gaan. Natuur.

Om te voorzien in eigen rioolzuivering koos ook zij voor een zogenaamde helofyten-filter. Een bed van schelpen, zand, stenen en planten waar het rioolwater in gezuiverd wordt. Waar de meeste mensen kiezen voor riet als beplanting koos mijn zus voor wilgentenen. Je moet je voorstellen dat je gewoon wat wilgentakken in een bed schelpen steekt. Een bed van zo’n vier bij vier meter. De groeikracht van wilgen is fenomenaal en na een paar maanden staat er dan een klein wilgenbosje.

En toen kwamen ze.

Op een dag zit dat poep-wilgen-bosje vol met een zwerm putters. Kwetterend, fladderend en op doorreis. Zomaar. Nouja, ze houden dus van bosjes. Meer dan van aardappelplanten en winterpenen.

En dat is wat verteld moet worden over Oosterwold. Als je nu het kavel op rijdt waar we het eerste project opleverde, rijd je over een volledig groene laan van wilgen en wuivend riet waar het leven uit knalt. Daar waar ooit enkel aardappelen groeiden, groeien, vliegen en zwemmen nu talloze soorten dieren en planten. Je graaft een gat in de grond, het vult zich met water en het wemelt na één seizoen van het leven. Het door mij vaak bepleitte ‘afblijfgebied’ ontstond in Oosterwold automatisch door wanordelijkheid van mens en proces, met alle prachtige gevolgen van dien. Het bewijst voor mij dat we natuurinclusief kunnen en moeten bouwen. Dat we door ergens te verschijnen ook diversiteit in landschap en natuur kunnen bewerkstelligen. En dat DAT de opgave is die we met verve en kunde moeten gaan uitvoeren. 

Met stedenbouwers de volgende keer? Liever wel. 

Met opdrachtgevers die gehoord worden? Dus ook.

Met naleving van vooraf ingestelde regels? Ja natuurlijk.

Met een stukje chaos? Uiteraard!

Met ontwikkelaars?

___________________________________________

Lang leve de putters.

Mathijs Cremers

architect