Brief aan Winnie Maas

Utrecht, december 2018

Geachte heer Maas,

De afgelopen jaren ben ik, samen met collega Peter van Assche, actief in Almere Oosterwold. De uitbreiding waar uw bureau de spannende onderlegger voor maakte. Mijn dank daarvoor. Het is een heerlijk plan.

We hadden de bevoorrechte positie een van de eerste projecten over de horden heen te sturen. Er waren horden. En ze waren vaak hoog. Dat is niet gek, het plan schuurt op veel plekken met de Nederlandse wetgeving, denkwijze, penvoering en ambtelijke inrichting. (Had ik al gezegd dat ik het een heerlijk plan vind)?
We overwonnen, enkel en alleen te danken aan de volharding van de initiatiefnemers, de hindernissen en bouwden een succesvol project, beschut door jong bos in een verre hoek van daar waar ooit aardappels groeiden.

Waar de initiatiefnemers (vaak vanuit hun stacaravan) vochten voor hun dromen, leek het ambtelijk apparaat zich langzaam terug te trekken in de loopgraven. Schepjes in de hand. De klei is taai.

Nu enkele jaren later sta ik aan de start van twee nieuwe projecten in Oosterwold. Een woonhuis voor mijn zus en, ook erg leuk, een derde blok ‘afbouwwoningen’ zoals we ze bedachten bij ons eerste project.
Maar er is iets veranderd. De populariteit van Oosterwold nam, nadat de eerste lefgozers hadden laten zien wat er mogelijk was, een enorme vlucht. De gemeente kreeg het drukker dan ooit. Inschrijvingsronde na inschrijvingsronde volgde. Met de uitgangspunten in de hand worstel(d)en de ambtenaren zich door het werk. Er werden oplossingen gevonden. Er werden routes afgestoken. En er werd gedraaid aan de knoppen.

De afgelopen maand(en) laten me zien dat er in mijn ogen iets mis gaat.

Ik kan gissen naar wat de oorzaken hiervan zijn, maar kan wel de effecten beschrijven die mij op de gedachte brengen.

De gemeente stuurt aan op overleg tussen de aangrenzende initiatieven. Logisch(?) Maar het is de vraag hoe groot de cirkel kan en moet zijn om dit overleg vruchtbaar te laten zijn. Of staat dit overleg zelfs niet helemaal haaks op de kracht van het basisprincipe?
Nadat de gemeente de initiatiefnemer die richting heeft gestuurd, stuurt zij ze ook nog vaak terug nadat er eindelijk voorstellen volgen. Het proces is zeer vermoeiend en inefficiënt voor de initiatiefnemer. Het is het best te omschrijven als een verhitte groeps-whatsapp sessie van weken, met iedere dag wisselende groepsleden. Want dat is het.
Argumenten waarmee de gemeente initiatiefnemers terugsturen zijn divers, onvoorspelbaar en inconsequent.

Dat is pijnlijk, maar niet het pijnlijkst.
Dat is namelijk de uitkomst van dit proces. De hang naar overleg, overeenkomst en compromis blijkt een giftige mix met het uitgangspunt geen enkel ‘onverkoopbaar’ stuk grond over te willen houden. Dat is geen uitgangspunt. Maar dat is het wel.
Na het dodelijk vermoeiende traject van overleg met de buren en de gemeente vallen initiatiefnemers nu ten prooi aan dodelijk saaie verkavelingsvormen die ze, als ware het een tekst die ze werd voorgelezen in hun slaap, kregen ingefluisterd door ambtelijke onmacht.

Het goud van Oosterwold.

De bewoners van Oosterwold krijgen het nu allebei niet. Ze krijgen niet de kwaliteit van een, door een professioneel en capabel team ontworpen, nieuwe woonwijk. Niet de voordelen die daarbij komen. Een goede ontsluiting. Een goede doorstroom. Een plein. Een kroeg op de hoek.

Maar ze krijgen ook de kwaliteit van chaos en anarchie niet. De kracht van Carel Weebers’ kiezelstrand. Verrassende verkaveling. En het allerbelangrijkste: lege plekken. De kans om over vijf jaar, als het stof in eigen huis is gaan liggen tegen elkaar te zeggen: ‘Daar,..op dat lege stuk,..als we daar nou eens..’
Dat is het goud van Oosterwold. En dat blijft nu diep, diep onder de klei verborgen.

Ik loop al een hele poos met deze woorden in mijn hoofd. En met de drang ze neer te pennen. Ik wist alleen niet waar ze moesten landen.
Gisteren dronk ik een biertje met een goede vriend. Hij was onlangs spreker op een lezing waar u ook uw verhaal deed. Ik deelde bovenstaand verhaal. Hij deelde mij degene die het zou moeten lezen.

Met vriendelijke groet,

Mathijs Cremers